Twitter Facebook Linkedin
7 januari 2022  -  MEDIA

Conditie goed, toch mager

Aangepast opfokvoer verbetert spier-spekverhouding en resultaat

Dagelijks komt opfokspecialist Christian van Lith van Fransen Gerrits ze tegen. Gelten die op het oog een prima conditie hebben, maar toch te mager zijn. ‘Met opfokvoer met de juiste lysine/EW-ratio krijgen we dat weer goed en daarmee ook de resultaten en levensduur.’

Het is algemeen bekend dat moderne zeugenrassen als de DanBred en TN70 een hoge aanleg voor vleesproductie hebben. De gelten zetten daardoor veel gemakkelijker spieren aan dan spek. Terwijl juist de speklaag van belang is in de hele vruchtbaarheidscyclus. Tijdens de lactatie komen zeugen in een negatieve energiebalans. Ze hebben meer energie nodig voor de melkproductie dan ze via het voer binnenkrijgen. Dat is op zich geen probleem, maar moet wel worden gecontroleerd. Het is beter dat ze de spekreserves aanspreken om de energiebalans te herstellen, dan dat ze spier afbreken. Een te hoge spierafbraak heeft nadelen voor de volgende worp. Die kan dan flink tegenvallen, met alle gevolgen voor de biggenproductie en de levensduur van de zeugen van dien. Het is dus van groot belang dat de gelten de juiste conditie hebben op het moment van werpen. Dat wil zeggen: een voldoende dikke speklaag en niet te veel spieren. ‘Dat moet bij aandekken van de gelten al goed zijn’, zegt Van Lith. ‘Corrigeren van gelten in de eerste dracht lukt niet zomaar. De voeropname van de gelten is vaak beperkt en veel bedrijven kunnen maar één voersoort in de dracht voeren. Waarbij de voersamenstelling van het drachtvoer niet helemaal is afgestemd op jongere zeugen.’ Bepalen of de conditie van de gelten op het goede niveau is, is op het oog niet te doen. De meeste gelten zien er vlak voor aandekken tegenwoordig meestal wel prima uit. Maar dat komt vaak doordat ze veel spieren hebben en te weinig spek. De spekdikte meten met de bekende Rencometer geeft niet helemaal het juiste beeld, stelt Van Lith. ‘Die meet alleen de eerste en tweede speklaag. Je ziet de derde speklaag niet en ook niet hoe dik de spieren zijn.’

DE VERHOUDING TUSSEN SPIER EN SPEKLAAG VERANDERT NIET MEER TIJDENS DE DRACHT

Werkelijke conditie

Fransen Gerrits gebruikt de Imago-scan.Die meet zowel de spierdikte als alle drie de speklagen. Dat biedt beter inzicht in de werkelijke conditie van de gelten. Dan blijkt vaak dat er geen goede verhouding zit in de spier- en speklagen bij de gelten. De spierlaag is te dik en de speklaag te dun. Om een beter zicht te krijgen op de ontwikkeling van spier en spek meet Van Lith overigens niet alleen de gelten vlak voor het dekken. Hij maakt een dwarsdoorsnede van de gelten en zeugen op het bedrijf in verschillende stadia. Hij meet de spier- en spekdikte tijdens de opfok, op het moment van dekken, op 30 dagen dracht, op 85 dagen dracht, bij werpen en bij spenen. Zo blijkt uit die metingen bijvoorbeeld dat de verhouding tussen spier en speklaag tijdens dracht niet meer verandert. Spier en speklaag kunnen nog wel groeien, maar als de verhouding scheef is, blijft dat zo. Van Lith: ‘Je moet ervoor zorgen dat de gelten voor het dekken de juiste spier- en spekdikte hebben.’ Uit de metingen op diverse bedrijven blijkt verder dat gelten al beginnen met de spierafbraak. De gelten kunnen op dat moment niet meer genoeg eten om de exponentiële groei van de biggen bij te houden. De gelten met een scheve spier-spekverhouding – dus te veel spieren ten opzichte van de reserves in de speklaag – verliezen in het kraamhok extra veel spier. Dit kan een negatief effect hebben op het aantal terugkomers en de resultaten van de tweede worp. Om dit proces te keren is het noodzakelijk om de voeding in de opfok aan te pakken. Op een aantal bedrijven zijn daar de eerste resultaten van bekend. Een van die bedrijven liet bij de eerste scan van de gelten, voorafgaand aan de voeraanpassing, duidelijk zien dat de verhouding spier en spek scheef zat. De ideale spierdikte is bij een DanBred 50-54 millimeter (optimum 52) en bij een TN70 is dat 54-58 millimeter (optimum 56) bij aandekken. De optimale spekdikte is bij beide rassen 16-17 millimeter spek, gemeten met de Imago. Met de Renco gemeten is dat 12-13 millimeter. Op dit bedrijf zaten veel TN70-gelten boven de 60 millimeter spier en zelfs boven de 70. Gemiddeld was de spierdikte 66,6 millimeter, dus flink hoger dan gewenst. De spekdikte was goed met 16,1 millimeter gemeten met de Imago en 14 gemeten met de Renco. Om een betere verhouding tussen spier en spek te krijgen heeft Van Lith het opfokvoer op dit bedrijf aangepast. Het voornaamste was dat de ratio lysine/EW lager werd. Na drie maanden en vervolgens na een half jaar zijn de gelten nogmaals gemeten. Het aangepaste voer had duidelijk resultaat. De gemiddelde spierdikte zakte. Het gros van de gelten had nu een spierdikte tussen de 55 en 60 millimeter en er waren geen uitschieters meer met 70 millimeter of meer. De spekdikte bleef wel op peil, zodat de gelten genoeg reserves hebben.

Nu, na een half jaar, is de gemiddelde spierdikte 57,7 millimeter. Daarmee valt deze mooi binnen het gewenste traject. De spekdikte lijkt, als je het zou meten met een Renco, gedaald naar 12,6 millimeter. Maar met de Imago komt de werkelijke spekdikte bovendrijven en blijkt die te zijn gestegen naar 16,95 millimeter. Door de voeraanpassing groeien de gelten tijdens de opfok uniformer op. De eerste gelten die de aangepaste voeders hebben gekregen, hebben inmiddels ook biggen grootgebracht. Dat lijkt een verbetering te geven. Het grootbrengend vermogen is prima. De gelten hebben einde dracht 2 tot 3 millimeter minder spier verloren. Daarmee nemen ze een prima voorzet op duidelijk minder spierafbraak in de lactatie. Dat biedt goede perspectieven voor minder terugkomers, een goede tweede worp en daarmee de levensduur van de zeugen.

Bron: Varkens.nl
Tekst: John Lamers