Verplichte koperreductie in het biggenvoer; uitdaging of kans?
Biggen zijn verantwoordelijk voor 20% van de totale koper-emissie vanuit de varkenshouderij. Verlaging van koper in het biggenvoer levert een reductie van 1200 ton/jaar voor Europa.
Dat is de aanleiding voor de nieuwe richtlijnen voor kopergehalte in het biggenvoer vanuit de Europese Commissie. Deze richtlijnen zijn ingegaan per 13 augustus 2019.
Ongeveer 15 ppm van het totale kopergehalte is afkomstig uit grondstoffen (voornamelijk granen en oliehoudende zaden). De rest wordt toegevoegd via de premix. Vanaf half februari 2019 zijn de biggenpremixen vanwege deze richtlijnen dan ook al aangepast.
Kopergehalte in voer |
Biggen tot 4 weken na spenen |
Biggen van 5 tot 8 weken na spenen |
Biggen vanaf 8 weken na spenen |
Oud |
170 ppm |
170 ppm |
25 ppm |
Nieuw |
150 ppm |
100 ppm |
25 ppm |
De uitdaging: Het belang van koper
Koper speelt een rol bij meerdere processen in het lichaam. Zo heeft het een soort enzymatische werking en verbetert daardoor de vertering. Daarnaast is koper ook van belang voor botontwikkeling en groei. Koper stimuleert de eetlust van de biggen en ondersteunt ook het afweersysteem. Ten slotte speelt koper een rol bij ijzertransport in het bloed en productie van hemoglobine. Aangezien koper op veel processen in het lichaam van de big effect heeft, kun je je voorstellen dat het verlagen van het kopergehalte in het voer zorgt voor een extra uitdaging voor de jongste biggen. Meerdere onderzoeksinstellingen en bedrijven hebben hier al onderzoek naar gedaan. In al deze proeven ziet men een effect van -3% op de dagelijkse groei. Dit komt neer op zo’n 10-15 gram lagere levensgroei per dag. Dit ga je in de stal in eerste instantie niet direct zien, maar het kan uiteindelijk wel zorgen voor 0,5-1 kg lichtere biggen bij afleveren. Het grootste effect hiervan was waarneembaar in de tweede fase (verlaging van 70 ppm koper).
Ook wij hebben voer met lagere kopergehaltes uitgebreid getest. Onder meer door het gebruik van luxere grondstoffen zagen wij een kleiner negatief effect van zo’n 1,5%, wat neerkomt op 7 gram minder levensgroei per dag.
De kans: Hoe compenseren we dit effect?
Het compenseren van een lager kopergehalte zit hem in een totaalaanpak. Naast het gebruik van luxere en beter verteerbare grondstoffen, kiezen we voor beter beschikbare koper- en zinkbronnen. Daarnaast zorgen we voor extra ondersteuning van de vertering middels het toevoegen van enzymen. Tenslotte zijn er naast onze “continu”-lijn voor de tweede fase biggenopfok twee nieuwe voeders ontwikkeld. Deze zijn qua samenstelling identiek aan de continu-voeders, maar op energie en lysine iets meer geconcentreerd. Deze voerstrategieën hebben we uiteraard uitgebreid getest in de praktijk. Uit deze proeven blijkt dat we het negatieve effect van het verlagen van kopergehalten in het voer middels deze keuzes volledig kunnen compenseren! Zoals gezegd is het wel een totaalaanpak. Juist voermanagement en zorgen voor een excellente start in de biggenopfok zijn hierbij van nog groter belang. De data die we hebben opgebouwd tijdens deze proeven zorgen daarbij voor juiste richtlijnen om naast voerkeuze het advies in voermanagement te onderbouwen.